DE WEBSTEK ......

Publicaties

 

België voor hoelang? N.A.de la Haye (1782 - 1866)
Van vaandrig tot Generaal
 

Colofon

Wettelijk Depotnummer: D/2013/12.772/1
 
ISBN: 978-94914360-31
Nur Code 685,688
Taal : Nederlands
Copyright © 2013 Guido Naets
ISBN: 978-94914360-31



 









Bestellen?
 



Voorwoord


Op 3 oktober 1830 capituleerde de bevelvoerder van het fort van Bouillon, majoor N.A. de la Haye met zijn 300-koppig garnizoen in dienst van koning Willem I voor de Belgische opstandelingen.’s Anderendaags, alsof men in Brussel gewacht had op de val van de meest zuidelijk gelegen vesting van het koninkrijk riep het Voorlopig Bewind eenzijdig de onafhankelijkheid van België uit. De teerling van de afscheiding was geworpen maar zoals zo velen in die dagen vroeg de la Haye zich af of het wel verstandig was er de doodstraf voor te riskeren. Zou de afscheiding wel slagen, “België, voor hoelang?”

Afscheidingsbewegingen zijn internationaal zelden populair. De Belgische secessie druiste trouwens pertinent in tegen de akkoorden die de Mogendheden op het Congres van Wenen hadden gesloten. Velen zouden twijfelen of de constructie ging houden, zowel Willem en Leopold zelf als de koning van Pruisen en Talleyrand. België bleef een hachelijke onderneming. Honderd jaar geleden titelde de New York Times al “Belgium may disappear” en een eeuw later stond in dezelfde krant een gelijkaardige titel. Om het België te redden werd vooral de voorbije halve eeuw duchtig aan de structuur van het land gesleuteld. België heeft het nu meer dan 180 jaar kunnen uitzingen maar zijn voortbestaan staat vandaag meer dan ooit ter discussie. Na bijna zes staatshervormingen is het een ingewikkeld kluwen geworden, dat eerder lijkt op een confederatie dan op een federatie, eerder een statenbond dan een bondsstaat. Velen noemen het een “failed state” en er wordt nagedacht over scenario’s voor verdere scheiding, gaande van complete onafhankelijkheid van Vlaanderen en Wallonië tot aansluiting bij Nederland resp. Frankrijk met allerhande tussenoplossingen.

In de geesten is de scheiding al voltrokken. De “Belgitude” wordt krampachtig aangewakkerd en bij sportwedstrijden wordt heftig met de tricolore gezwaaid, althans zolang de overwinning lokt. Er steken echter steeds meer vlaggen uit met Vlaamse leeuwen en Gallische hanen, terwijl men de Europese vlag met 12 sterren dapper doet meewapperen, alsof men gelooft dat Europa het land zal redden. Enkel “Belgicisten” lijken nog te geloven in een gemeenschappelijke toekomst, de meeste Belgen nog amper. Het andere landsdeel is evenzeer buitenland als de buurlanden en de taal van het andere volk even vreemd als andere Europese talen; men spreekt van twee democratieën. En toch komen van heinde en verre grote golven migranten ingestroomd, “graag nieuwe Belgen” genoemd en het stadsbeeld toont aan dat hier een volksverhuizing aan de gang is.

Dat is de paradox van het land dat zich in 1830, aangepord door Frankrijk, na amper zeven weken opstand afscheurde van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (VKN) dat vijftien jaar voordien in Wenen door de grote Mogendheden was gesticht. De vorming van het VKN en de secessie van België waren etappes in een dramatische reeks gebeurtenissen die twee eeuwen geleden begon met de rampzalige veldtocht van Napoleon tegen Rusland. Daarop volgde in een hels ritme de fatale “Volkerenslag” van Leipzig, het Congres van Wenen, de triomfantelijke terugkeer van Napoleon uit zijn ballingsoord Elba, zijn, de nederlaag van Waterloo en de definitieve val van het Franse keizerrijk. Het VKN was ontstaan uit de ambities van de prins van Oranje die toevallig pasten in de Europese herverkavelingplannen van de Mogendheden. Oranje kreeg vijftien jaar respijt maar na de bloedige secessie legde het nieuwe Koninkrijk zijn lot in handen van de prins van Saksen-Coburg. De Zuidelijke Nederlanden versukkelden dus in één mensenleven van het Habsburgse Rijk via het revolutionaire Frankrijk over het Napoleontische Europa in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden om te belanden in een afgescheurd België.

Nikolaus Augustin de la Haye heeft al deze etappes beleefd. Geboren in 1782 in het Luxemburgse Niederanven waar zijn vader al onder de Habsburgers burgemeester was, sloop hij in volle Franse bezetting het land uit om aan de dienstplicht te ontsnappen en vaandrig te worden in het Habsburgse leger van keizer Franz I. Na vier jaar wisselde hij van kamp en trok met Napoleon als kapitein naar Moskou, overleefde de hel van de Berezina en nadien de eindafrekening van Waterloo. In het Koninkrijk van Willem werd hij uiteindelijk majoor en trouwde hij op middelbare leeftijd met een half zo oude freule, de dochter van Karel de Waepenaert de Termiddelerpen, lid van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal, gewezen burgemeester van Aalst, een “orangist”. In Bouillon hield hij in 1830 als de laatste bevelhebber van de zuidelijke fortengordel stand, tot hij zich de dag voor de Belgische onafhankelijkheidsverklaring aan de rebellen overgaf en zich in dienst stelde van het Voorlopig Bewind van België. Blijkbaar koos hij altijd te laat de kant van de overwinnaars.

Toen Leopold in 1839 Oost-Luxemburg en Oost-Limburg aan Willem afstond, zoals acht jaar eerder na de Tiendaagse Veldtocht was bedongen, koos de la Haye niet voor de Luxemburgse maar voor de Belgische nationaliteit. Weer fout gegokt! Zijn nieuwe vaderland was alweer kleiner geworden en afgesneden van de heimat, zijn moederland. Men liet de “nieuwe Belg” wel geleidelijk opklimmen tot de functie van militair bevelhebber van Brabant, nadien van Limburg, waar hij betrokken raakte bij de traumatische splitsing van de provincie. Toen hij in 1846 in Hasselt met pensioen ging kreeg hij de rang van luitenant-generaal en een “gouden handdruk” in de vorm van een jaarrente van 5.000 goudfranken. Twintig jaar later bracht de stafchef van het Belgische leger aan zijn graf in Park-Heverlee hulde aan “een leven, volledig gewijd aan de vervulling van zijn plicht en de belangen van het vaderland”.

Men vindt de la Haye’s van Bretagne tot Québec, van Normandië tot Schotland maar ook in de Lage Landen: Franse politici en schilders, Nederlandse orgelbouwers, zes generaties geweermakers in Maastricht, terechtgestelde bokkenrijders in Zuid-Limburg, de sportwagen van Emile de la Haye, de Vlaamse impressionist Raymond, de Nederlandse historici Albert en Régis, tot en met de Maastrichtse vedettes Robert en Mylène. In Amsterdam kan men logeren in het hotel de la Haye op het Leidseplein of broodjes halen bij de gelijknamige “warmste bakker van Amsterdam” en Hagenaars lopen wel eens binnen in het café de la Haye. Met ’s Gravenhage heeft de familienaam echter niets vandoen; in het Franse taalgebied dragen tientallen gemeenten die naam, want er zijn overal hagen en heggen. De gerenommeerde Maastrichtse geweermakers heetten oorspronkelijk trouwens Vanderhaegen. Aan de Seine-monding staat in Val de la Haye zelfs een zuil op de plaats waar een schip uit Sint Helena aanlegde met de as van Napoleon, de man die een zware stempel drukte op zijn tijd en op het leven van de la Haye.

Nicolas is de overgrootvader van mijn moeder; tussen hem en de auteur liggen ruim twee eeuwen maar slechts drie geslachten:

  • Nicolas Augustin de la Haye (1782-1866) x Eufrasie de Waepenaert de Termiddelerpen
  • Gustave de la Haye (1835-1903) x Sylvie Deljoutte
  • George de la Haye (1877-1961) x Josefa Steurs
  • Renée de la Haye (1911-1993) x Frans Naets
  • Guido Naets (1934-20...) x Francina Van Dyck.

Dit boek is geen verhaal over opkomst en verval van een geslacht maar schetst een stuk geschiedenis van de Lage Landen, zoals beleefd door iemand uit een zuidoostelijke uithoek ervan. Het is geen dagboek, zoals dat van de sympathieke carabinier Jef Abbeel uit Vrasene die zijn Russische veldtocht en zijn ellendige terugkeer uit Siberië beschreef aan de hand van “campagnezakboekjes”. De zakboekjes van de la Haye en de talloze brieven die hij van het front naar zijn vader stuurde, gingen onderweg of achteraf verloren. Zijn wedervaren wordt hier tot leven gewekt op basis van familiearchieven, brieven en overleveringen. Het resultaat is een “histoire vécue” van een man die na zijn pensionering in de universiteitsstad Leuven twintig jaar de tijd kreeg om alles te reconstrueren.

Dit “overzicht in de achteruitkijkspiegel“ is fataal gekleurd door wat hij achteraf heeft vernomen en bovendien nog eens vertekend door de kijk van zijn nakomeling van anderhalve eeuw later, wat twee keer een dubbele bodem oplevert. Om elk anachronisme te vermijden staan relevante wetenswaardigheden in voetnota’s op het einde van elk tijdvak. In fine formuleren we de politieke nabeschouwingen van de la Haye, die we nadien in een epiloog toetsen aan de feiten.

Er werden voor dit boek meerdere titels overwogen. De vroegste werktitel, “Op zoek naar een vaderland” bleek al te zijn gebruikt door Jef Van de Wiele, de leider van de DeVlag, de Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft die er in 1943 zijn wensdromen in het Derde Rijk verwoordde. “Het verloren vaderland” was de titel van het boek dat het Aalsters Kamerlid Karim Van Overmeire schreef over de teloorgang van het VKN. We dachten ook een tijdje aan “Het verdwenen vaderland”, omdat eerst het Habsburgse veelvolkenrijk verdween, dan het Napoleontische rijk, vervolgens het VKN en nadien ook het België uit de beginjaren. Met “België, voor hoelang?” wordt de vraag weergegeven die de la Haye en anderen voortdurend stelden en die vandaag nog hardnekkiger weerkeert als “België, hoelang nog?”.

Sterrebeek-Zaventem, 5 januari 2013